Niet meer, niet minder

Methodiek

Concept
Dit is een oefening waarbij leerlingen zich inleven in meerderheid- en minderheidsgroepen in de maatschappij. Ze leren de relatie kennen tussen macht en autoriteit en gaan het debat aan over regels in de maatschappij.

Duur
50 minuten

Materiaal
Linten (of etiketten of t-shirts) in twee kleuren, bijvoorbeeld groene en zwarte. Krantenpapier, waardeloos materiaal, scharen, plakband.

Werkwijze

  1. 1. Deel de linten willekeurig uit en vraag de leerlingen om ze rond het hoofd of de arm te knopen. Iedereen in de groep moet er één hebben. Zorg voor meer groene linten dan zwarte. Aan een groep van 20 leerlingen geef je bijvoorbeeld 13 groene en 7 zwarte.
  2. Maak een lijst van regels (op een groot blad papier), en hang die zichtbaar op. Leg uit dat de regels zonder uitzondering gevolgd moeten worden.
    Mensen met zwarte linten:
    • mogen niet op stoelen zitten,
    • mogen niet praten tegen elkaar,
    • mogen niet met een ‘groene’ praten, behalve als ze aangesproken worden,
    •  mogen geen toegang hebben tot materiaal zonder toestemming,
    • moeten op 1,5 m afstand van elkaar blijven,
    • mogen de stoelen niet verplaatsen.
    • Mensen met groene linten:
      mogen ‘zwarten’ opdrachten geven,
      hebben vrije toegang tot al het materiaal dat ze nodig hebben, -
      mogen drinken en eten tijdens de opdracht,
      mogen de stoelen niet verplaatsen
  3. Zet twee stoelen 2 meter uit elkaar voor de groene groep. Voor de zwarte groep zet je twee stoelen drie meter uit elkaar. Elke groep moet zo snel mogelijk een brug bouwen tussen de twee stoelen met het gekregen materiaal. De brug mag de grond niet raken en aan het einde wordt de kracht van de brug getest door er bijvoorbeeld een bordenveger of map op te leggen. De groene groep krijgt goed, stevig materiaal (scharen, plakband, karton, mappen, wat ze kunnen vinden in het klaslokaal...). De zwarte groep krijgt enkel krantenpapier en een kleine rol plakband.
  4. Geef de leerlingen twintig minuten de tijd om hun opdracht te volbrengen en zie er op toe dat de regels strikt gevolgd worden. Als leerkracht ben je enkel observator en agent. Normaal gezien zal de ‘groene groep’ er het eerste en het beste in slagen om de opdracht te vervullen. (indien niet, dan kan je de opdracht na twintig minuten stilleggen en sowieso de groene groep als winnaar uitroepen.)
  5.  Zorg ervoor dat je voldoende tijd neemt voor de nabespreking. Begin met de mensen te vragen hoe ze zich voelden tijdens het spel en wat ze eruit leerden. Stel volgende vragen:
    • Hoe voelde het om een ‘groene’ of een ‘zwarte’ te zijn?
    • Wat was het beste/ slechtste aan een ‘groene’ of een ‘zwarte’ te zijn?
    • Heeft er iemand geprobeerd om zijn/ haar lint om te ruilen?
    • Welk soort discriminatie komt er voor in het echte leven?
    • Wie heeft de macht om de regels te veranderen?
    • Hoe democratisch is jouw school

Belangrijk

  • Bereid de regels zorgvuldig voor om controle te houden over het spel.
  • Zorg ervoor dat je weet wie in welke groep zit. Je kan het vormen van de groepen manipuleren, maar laat de deelnemers niet weten dat je dit hebt gedaan.
  • Wees je ervan bewust dat deze activiteit sterke gevoelens naar boven kan brengen. Het is belangrijk dat  de leerlingen uit hun rol stappen voor de nabespreking